Ik mocht het de laatste weken weer eens sterk ervaren dat lichaam en geest een zijn. Ik was eerst verkouden, tranende ogen, lichte hoofd- en keelpijn, zodat ik amper kon lezen. Daarna kwam er nog een virus bij, tenminste zo leek het en ging ik van verhoging naar koorts. Ruim twee weken in de lappenmand en ik was uiteindelijk nergens. Had het sterke gevoel dat er iedere dag stukjes van me werden afgebroken, vernietigd of ingeslikt. Iedere dag werd ik minder en minder tot aan zeer negatieve gedachten en behoorlijk wanhopig.
Nu ik weer twee dagen aan de beterende hand ben, kijk ik met stomme verbazing naar mezelf. Hoe heb ik me zo kunnen laten gaan? Waarom ging ik zo de diepte en de chaos in? Waarom lukte het me absoluut niet om me daar tegen te verzetten? Wie het weet mag het zeggen.
Nu ik weer in het land van de levenden ben, lijken de afgelopen weken, totaal onwerkelijk. Toen ik in die put, in die gevangenis zat, kon ik me niet voorstellen dat ik daar ooit uit zou komen. Feitelijk lijkt er niets veranderd maar het voelt alsof het licht aangegaan is, in mij, en de wereld mij weer wil opnemen.
Deze week lazen we in onze Junggroep in het krankzinnige Rode Boek van Jung o.a. deze regels
“Wij begrijpen niet en wij leven het onbegrijpelijke. Wij hebben niet lief en wij leven het niet geliefde. En wij keren ons weer om en begrijpen en leven het onbegrijpelijke. Wij hebben lief en leven het liefhebbende, trouw aan jouw wet”.
Zo’n krankzinnige tekst helpt me omdat die de tegenstrijdigheid die het leven is, benoemd wordt.