Zoals vele mensen puzzelen ook wij hoe en met wie we de kerstdagen gaan vieren. Doorbrengen wilde ik eerst schrijven maar dat klinkt toch wel heel passief. Nee vieren is beter. Vieren dat er weer licht in ons leven mag komen. Vieren dat we weer lichter in ons hart mogen zijn en open gaan. Dat is voor mij kerst.
Deze foto kreeg ik van een vriend toegestuurd met het bericht dat het geen peanuts is om het licht en de liefde op aarde te ontvangen. Hij schreef trouwens “en toch is de komst van de Heer op aarde geen peanuts” maar dat kan ik dan weer niet denken.
Bron van zijn, die ik ontmoet in wat mij ontroert, kijk daar kan ik mee uit de voeten. Maar ook in dit Aramese Jezusgebed gaat het bij mij alweer mis bij de tweede regel
Ik geef u een naam is de tweede regel. En dat kan ik dan weer niet. Opdat ik u een plaats kan geven in mijn leven, zo gaat het gebed verder, en dat wil ik dan weer wel. Moet ik benoemen, moet ik naamgeven om het onzegbare in mijn leven toe te laten?
Het zijnde, het onzegbare is er toch wel of ik het nu benoem of niet. Ik schreef in mijn vorige column al over het intrigerende boek De Mensen genezer van Koen Peeters waarin hij zo beeldschoon schrijft over het rusteloos verlangen van het hart. Ook las ik deze week weer verder in het onbegrijpelijke Rode Boek van Jung. Op pagina 486 las ik “Liefde echter is: jezelf dragen en verdragen. Daar begint alles mee”.
Jung stond kritische tegenover het kerstenen. Ik citeer een noot op pagina 540
“Eenzaamheid, die nodig is om een-zaam te kunnen zijn, een staat van zijn om een te kunnen zijn. Dat een-zijn is een zijn van licht en schaduw. Een-zaam-heid is volgens de tekst een voorwaarde om schaduwwerk aan te gaan. En op deze plaats is het schaduwwerk het werken van bewustwording van waaruit men lief heeft”.
Het is stil in de straten en ik voel dat de tegenstelling tussen aarde en hemel dunner is in deze tijd. Een-zaam durven zijn daartoe nodigt deze tijd mij uit. Heel in gebrokenheid.