Er is een gat in mij geslagen las ik als eerste regel afgelopen vrijdag op de begrafenis van mijn vader. Drie weken daarvoor mijn lievelingsbroer begraven.
Ik loop als een dwaas. Heel stil, bloedend, wazig, verward en soms huilend en schreeuwend ga ik door de straten. Diep in mijn capuchon gedoken breng ik flessen naar de glasbak of kranten naar de papierbak. Een mens moet toch wat. Dit soort eenvoudige taakjes geven wat troost. De was strijken, een vaat doen of de planten water geven zijn ook fijne klusjes. Je doet toch wat en brengt de razernij en het verdriet in mijn hoofd en lichaam wat tot rust.
Lezen is een stuk lastiger omdat je daar toch actief voor moet zijn anders hebben de woorden en de zinnen geen betekenis. Een vuurtje stoken is ook fijn. Naar de vlammen staren en de verandering te zien van hout en kleuren.
Er is een gat in mij geslagen omdat ik geen wij meer ben met mijn lievelingsbroer en geen dochter meer ben van mijn vader. Er zal een herschikking moeten ontstaan en mijn lichaam is hier duidelijk van in de war. Steeds weer moet ik tegen mezelf zeggen Jos is dood, pa is dood.
Jos voelt nog heel dichtbij en mijn vader is al weg.
Ik heb hun foto’s met een kaarsje, een witte roos en twee glazen engeltjes op mijn schoorsteenmantel gezet. De engeltjes komen uit het huis van Jos. Goeiemorgen jongen, zeg ik iedere morgen en steek zijn kaarsje aan. Of als ik wegga en het kaarsje uit moet blazen, wat ik moeilijk vind, zeg ik ‘Ik ben zo terug.’ Ook in de nacht schrik ik steeds wakker en met een zware slag wordt mij keer op keer verteld dat Jos dood is en nu ook mijn vader.
Er is een gat in mij geslagen.
Door: Liesbeth Woertman.
Arme Liesbeth….
Een heel dikke warme knuffel. Vertrouw op je veerkracht. Maar het is bijna niet te doen.