Intimiteit en onthechting

Dit boek van Michel Dijkstra direct gekocht bij mijn geliefde boekhandel Pettinga na de inspirerende week over Joodse mystiek bij de Internationale School voor de Wijsbegeerte en vol enthousiasme gelezen.

Het thema van dit boek zit in de titel namelijk de balans blijven zoeken tussen nabijheid en afstand of zoals Dijkstra het noemt via overgave en ongebondenheid. Hij maakt gebruik van oosterse en westerse filosofie en zoekt in zijn vier essays interessante verbindingen. In een recensie in Trouw werden die verbanden vergezocht genoemd, maar dat deel ik niet. Ik vind ze spannend!

Vier radicale en bijzondere kunstenaars uit de twintigste eeuw: dichter Paul Celan, componist Claude Vivier, schrijfster Clarice Lispector en beeldend kunstenaar Alberto Giacometti zet Dijkstra in het licht en toont ons vier mogelijke wegen om tot een goed leven te komen. Herbronning, compassie, vrijgevigheid en succesvol falen. Levenskunst tussen ik en de ander.

Over Celan en Lispector schreef ik al eerder een column. Vandaag een citaat over Alberto Giacometti om u te laten proeven van deze rijke essays.

“Op een avond in 1937 ziet hij haar van een afstandje op de boulevard Saint Michel, als silhouet afgetekend tegen de achtergrond van een groot donker gebouw. Voor Giacometti is deze observatie een epifanie: hij heeft Isabel nog nooit zo waargenomen. In zijn atelier probeert hij deze openbaring van het gelijktijdig aanwezig zijn van afstand en nabijheidheid zo direct mogelijk te beeldhouwen, namelijk door een minuscull figuur te vervaardigen”.

Open naar een ander kijken, is ook jezelf beter leren zien. Voor verbinding is wel een jij nodig. Het gaat volgens mij ook om de verbinding met wie je was in het nu tot stand te brengen. Oog in oog staan met een ander zodat tijd en ruimte condenseren, wegvallen, en alleen een sprakeloze bewondering over de schoonheid van een ander overblijft. Ik vind het ontoerend dat Giacometti zich zo bewust was van zijn falen om die ongekende schoonheid weer te geven en het toch iedere dag bleef proberen.

Alles op de wereld begon met een ja

Mijn vorige column over Joodse filosofie en mystiek eindigde met de zin “en toen moest de dag met Clarice Lispector nog beginnen”.

“Alles op de wereld begon met een ja. Een molecuul zei ja tegen een andere molecuul en het leven ontstond. Maar voor de prehistorie was er de prehistorie en was er het nooit en was er het ja. Die zijn er altijd geweest. Ik weet niet hoe of wat, maar ik weet dat het universum nooit is begonnen”. Uit Het uur van de ster van Clarice Lispector

Ik weet niet hoe het u vergaat maar ik word direct vrolijk van deze tekst. Hoe te beginnen, zegt Lispector als dingen gebeuren nog voor ze gebeuren?

De mystiek van Clarice Lispector en haar gebruik van taal werd door Michel Dijkstra (een van de docenten van de week over Joodse mystiek) vergeleken met het Taoisme. TAO is de mysterieuze oorsprong van alles. Het is geen scheppergod maar een instantie waaruit het universum spontaan voortkwam. Het gaat erom de taal stromend te laten zijn, zodat begrippen niet gaan stollen.

Eerder schreef ik over haar prachtige beeld van geven: “genot is je handen openen en ongeremd het volledig weg laten stromen dat zich vurig had vastgegrepen. En ineens de schok: oh, ik heb mijn handen en mijn hart geopend en ik verlies niets! Tot je beseft dat in het uitlopen het zeer gevaarlijke genot van het zijn ligt. Maar dan komt een vreemde zekerheid: je hebt altijd iets om weg te geven”.

De wijze pot niets op. Als hij wat hij heeft aan anderen geeft, dan heeft hij zelf nog meer. Daodejing vers 81, fragment.

Ik heb zoveel aangereikt gekregen. Bijvoorbeeld dat denken een daad is en dat de woorden moeten blijven stromen en dat geven, krijgen is. Er is een lichtheid, speelsheid en taalgevoeligheid zichtbaar geworden en ik voel me als een kind zo blij en zeg ja.