Morgen opponeer ik in het academiegebouw op het Domplein van de Universiteit Utrecht waar Marlies Rekkers haar proefschrift Body image in eating disorders verdedigt.Het proefschrift richt zich op negatieve lichaamsbeleving bij eetstoornissen. Een negatieve of verstoorde lichaamsbeleving wordt beschouwd als een kernsymptoom van een eetstoornis. De promovenda heeft vier mooie studies gedaan aan de hand van vier vragen: moet er meer nadruk liggen op lichaamsbeleving in de behandeling van patienten met eetstoornissen? Hoe moeten we de negatieve lichaamsbeleving behandelen? Hoe kunnen we functionele lichaamsbeleving integreren in de behandeling van lichaamsbeleving? En als vierde vraag wat is de rol van depressieve symptomen in de behandeling van de lichaamsbeleving bij eetstoornissen.
Nadat ik haar werk had gelezen, bleef de vraag maar in mijn hoofd zoemen of de ontwikkeling van lichaam naar een zelf zoals beschreven door Rivka en Damsio behulpzaam zou kunnen zijn om de rol van lichaamsbeleving beter te begrijpen. Het voelende lichaam in de baarmoeder en de eerste maanden na de geboorte, is daar iets niet goed gegaan misschien? Vrij snel opgevolgd door het ruimtelijke lichaam en wanneer dit actiever en doelbewuster wordt verschijnt het actieve lichaam tussen zes en achttien maanden. Dan doet de taal haar intrede, bij Riva het persoonlijke lichaam genoemd, bij Damasio het autobiografische zelf, het moment waar kinderen in staat zijn hun lichaam als een geheel waar te nemen. Het talige lichaam wordt op de hielen gezeten door het geobjectiveerde lichaam, ongeveer rond drie jaar waardoor gevoelens van schuld of schaamte kunnen verschijnen. Als laatste wordt het sociale lichaam genoemd, de vierjarige kleuter wordt zich bewust van culturele normering. De ander kijkt en zegt hoe je eruit moet zien. Het gaat in de ontwikkeling steeds om de ervaring van het lichaam in verbinding met anderen en de omgeving. In de Puberteit komen daar de lichamelijke, seksuele kenmerken bij met haar nieuwe, vaak heftige gevoelens, waardoor het lichaamsbeeld opnieuw bijgesteld dient te worden. Dat is voor veel pubers een lastige taak.
Anorexia komt meestal voor tussen 14 en 24 jaar hoewel we de laatste jaren, ook jongere kinderen zien , die worden opgenomen. Boulimia komt meestal iets later voor, zo tussen 16 en 20 jaar.
Er is veel voor het zeggen om het een lichaamsbeeld storing te noemen, omdat na behandeling vaak het lichaamsbeeld nog steeds negatief is. Anorexiapatienten voelen zichzelf niet alleen dik, maar zien zichzelf ook als dik zo blijkt uit een creatief onderzoek van collega Anouk Keizer.
Je lichaam beter leren voelen, lijkt een belangrijk onderdeel van therapie aan mensen met een eetstoornis. Dat is Rekkers wel toevertrouwd want zij is Psycho Motorisch Therapeut en psycholoog. Het wordt vast een mooie verdediging morgen en ik zal er zeker weer wat van leren.