
Het afgelopen weekend door de hitte veel in en om ons huis gebleven. De middagen bracht ik door op de bank. Zonneschermen naar beneden, een pot thee, een diepvrieselement in een washandje dichtbij en lezen. Zo’n diepvrieselement is een fijne manier om af te koelen. Even in mijn nek of knieën en ik kan weer beter ademhalen. Maar goed ik las Efik Shahak de veertig regels van liefde uit over de liefde tussen Rumi en Sjams. En daarna mocht ik beginnen aan de biografie over Henri Bergson, uitgegeven door Ten Have.
Aan het begin van de twintigste eeuw was Henri Bergson 1859-1941 de beroemdste filosoof ter wereld. Ik ben nog volop bezig in het boek en zal er later wat dieper op ingaan maar nu raakte mij de beschrijvingen van zijn colleges die heel druk werden bezocht. Maarten Doorman schrijft in het NRC “Met geloken ogen stond hij voor de zaal aldus de Britse schrijfster Emily Herring in haar zojuist verschenen boek over Bergson. Hij liet een merkwaardige stilte vallen en maakte dan met zijn duim en wijsvinger een gebaar alsof hij een dunne draad uit een kluwen trok”.
Deze zinnen en nog veel meer andere prachtig poëtische zinnen raakte me zeer omdat ze mijn herinnering activeerde aan mijn eigen colleges, zowel als docente als studente. Dat wonder van iets nieuws leren, die diepe gespitste stilte, oren op stelen, en de indaling van iets nieuws, iets dat de rest verschoof. Wat miste ik dat ineens op de bank in de hitte op een zondagmiddag. Het samen leren blijft toch favoriet.
De mensen die me kennen, weten dat ik altijd meerdere boeken tegelijk lees en zo ook nu het boek van John O’Donohue Gezegend de ruimte tussen jou en mij, dat ik oppakte later in de avond en ik las over een nieuw begin. “De Grieken geloofden dat de tijd een geheime opbouw had. Je had het moment van de epifanie, waarop de tijd zich plotseling opende en iets zich in al zijn lichtende helderheid openbaarde. Dan was er het moment van de krisis, waarop de tijd door elkaar liep en de richtingen warrig en tegengesteld werden. Maar er was ook het moment van de kairos; dat was het gunstigste moment. De tijd opende zich, vriendelijk en vol beloften”.
Ik vermoed dat John O’Donohue het werk van Bergson over de tijd kende, maar zeker weten doe ik dat niet. Wel is het zo dat beiden mijn hart openen en vullen met verwachtingsvolle aandacht naar een nieuw begin. Het valt me nu pas op dat beide boeken uitgegeven zijn door Ten Have.
O’Donohue eindigt met zegeningen voor vrede “.Laat ons bidden dat we, dwars door onze angst voor elkaar heen, een nieuw ideaal zien dat onze fatale hang naar agressie geneest”..