Alle vormen van liefde kennen risico’s

Vanmorgen las ik in de Trouw een geweldig mooie tekst van Colet van der Ven over haar geliefde Huub Oosterhuis. Ik citeer: “Huub kon niet goed uit de voeten met een vereenvoudigde interpretatie van dat zelf, het ik, zijn ik. Gelaagd was hij. Complex. Vol innerlijke tegenstellingen”.

Ontroerende en liefdevolle zinnen. Het raakt me door de herkenning. Het raakt me om een mens zo in zijn totaliteit beschreven te zien. Verderop schrijft Colet dat hij huis na huis bouwde. Huizen waarvan hij hoopte dat alles er zou kunnen wonen. De Populier, de Balie, de Rode Hoed, De Nieuwe Liefde. Indrukwekkend wat een werkkracht, wat een energie, wat een voorbeeld.

Hoeveel huizen hebben we nog om elkaar in bezield verband te ontmoeten? Ik denk aan de kerken en kloosters. De stilte plekken in allerlei vormen zoals de Huijberg of de Spil in Maarssen. Ik denk ook aan bibliotheken die druk bezocht worden en waar allerlei activiteiten worden georganiseerd voor mensen van alle kleuren en vormen. Maar ook musea en tentoonstellingen en galeries kunnen zo’n bezield huis zijn. De natuur niet te vergeten.

En wijzelf? Durven wij een bezield verband te zijn voor onszelf en voor anderen?

In een van zijn laatste gedichten schrijft Huub Oosterhuis:

Die nieuwe wereld die komt anders dan wij dachten en hoopten. Zij komt met droogte wolven overstroming aardbeving, brandende wouden misbruikte kinderen liegende kerken met wreed getwitter in smoking naakt in vernedering komt zij en wij aanschouwen en omhelzen haar, zijn in haar. Niet wetend hoe verder We zullen stilte zingen, oefening in solidaiteit en volharding Wij zijn zeg maar van geloof hoop en liefde Deze drie, de grootste is de liefde.