
Wat een aangrijpend boek heeft Christien Brinkgreve geschreven. Ik heb het langzaam gelezen omdat het me zo raakte en ik het dan even weg moest leggen.
We hebben overeenkomsten. Zij was eerder hoogleraar dan ik maar wel allebei aan de universiteit Utrecht. Zij werd in 1987 benoemd tot hoogleraar vrouwenstudies aan de universiteit van Nijmegen en ik dacht in 1991 hoogleraar sociale wetenschappen in Utrecht. We leerden elkaar kennen omdat zij in de beoordelingscommissie zat van mijn proefschrift over Beelden van een lichaam in 1994. Ik werd in 2009 benoemd tot hoogleraar en ondertussen waren er meerdere vrouwelijke collega’s waarmee ik me kon verbinden en spiegelen. Ook ik heb twee zoons maar het verschil zit hem vooral in haar langdurige relatie met een man ten opzichte van mijn gefladder. Ik heb meerdere relaties gehad in verschillende huizen. En toch raakt haar verhaal omdat het behalve een persoonlijk verhaal ook een sociologisch geschrift van een tijdperk is.
De overeenkomst zit hem vooral in het proberen te leven in verschillende werelden. De academische wereld die zolang van mannen is geweest en waar we ons als vrouwen als gelijkwaardig in storten. De thuissituatie met partner en zoons en alle hoge eisen die aan het moederschap zijn verbonden. Dat was niet eerder vertoond. Partner, vriendin en geliefde zijn, hoogleraar en moeder in een lichaam, opgevoed met klassieke beelden over mannen en vrouwen en vol vuur dat alles ging veranderen.
In beladen huis blikt ze terug op haar leven en laat haarscherp zien dat idealen van gelijkheid nog lang geen praktijk zijn. Zij spaart ook zichzelf niet en vraagt zich in stomme verwondering af hoe ze hier terecht is gekomen. Op pagina 84 schrijft ze: “thema in mijn leven is: plaats innemen, lukt me in huwelijk en gezin minder goed dan daarbuiten, wel de vanzelsprekende plaats als de onzichtbare spil- weet hoe ze me zullen missen als ik er niet meer ben, maar ik heb niet veel plaats ingenomen; van huis uit slecht geleerd en levend met een man die me vaak klein maakt. Maar ik ben vitaal, besluit ik monter, en heb plaats in de buitenwereld verworven. Vroeg besluit om niet depressief te worden. Aan het lot van mijn moeder met haar terugkerende inzinkingen heb ik willen ontsnappen, maar je hebt niet in de hand hoe het leven zich verder ontwikkelt. Je leeft in een krachtenveld met processen die zich van buiten en van binnen voltrekken, raakt daarin gevangen, je kan hoogstens achter beschrijven: zo is het gelopen. Zo heb ik het gedaan”.
Ik ben van Christiens generatie, vijf jaar jonger, en herken het gevoel van al die ballen in de lucht willen houden en daar afwisselend diep wanhopig en dan weer heel blij mee zijn en doodmoe. Voor jonge vrouwen van nu is dat dwingende schoonheidsideaal nog bijgekomen. Ik ben benieuwd hoe zij dit boek lezen en of en wat zij herkennen want de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen is nog lang niet bereikt en lijkt zelfs alweer wat verminderd te worden.