Waar zouden we zijn zonder de taal?

Openbare bibliotheek Neude Utrecht

In het hoofd van mijn moeder verdwijnt de taal langzamerhand. Ze spreekt nog wel, gebruikt woorden, maar die hebben hun betekenis al heel vaak verloren. Coherente zinnen vormen wordt steeds lastiger. Ze leest soms hardop de kop van de krant maar de betekenis ontglipt haar. Wel haalt ze die krant nog iedere morgen uit haar brievenbus. Zij is een lezer. Zij is nog een vrouw die een ochtendkrant leest. Mijn moeder is een autodidact. Door veel te lezen heeft ze zichzelf ontwikkeld.

Gewone taakjes zoals aankleden en thee zetten zijn heel moeilijk tot onmogelijk geworden. Ook voelt ze zich eenzaam en angstig. Logisch als je niet onthoudt, wie er op bezoek is geweest. We (mijn broers en ik) staan nu voor de keus of het beter voor haar is om naar een groepswoning te verhuizen. Daar heeft ze meer structuur en aanspraak, dat is het voordeel en hopelijk verminderen daar ook haar angsten.

Terwijl het in haar hoofd steeds mistiger wordt en de taal verdwijnt, lees ik teksten van Lacan en van auteurs die Lacan hebben bestudeerd. Bijvoorbeeld Marc de Kesel “Zijn Ik bestaat slechts in en dankzij de woorden en andere talige gestes die het representeren. Het bestaat enkel als gerepresenteerd. Het is nooit bij zichzelf present. Het heeft geen reeel zelf waarop het buiten de taal zou kunnen terugvallen.Zijn zelf is in laatste instantie niets anders dan “de plaats”die hij in dat bad van taal kan veroveren. Wie hij is, valt in laatste instantie samen met de plaats die hij inneemt in het talige universum dat hen representeert”.

Het is het Woord dat alles geschapen heeft. Daar zitten we dan samen. De verpleeghuisarts vindt het 100 procent beter voor haar als ze naar de groepswoning gaat. Mijn moeder begrijpt bijna niets meer en kan geen enkele beslissing nemen en heeft het idee dat iedereen haar in de steek heeft gelaten. Toch moet zij zelf toestemming geven om naar een groepswoning te gaan. Kan iemand mij uitleggen hoe???

Over het jonge kind die in een taal woont, een taal leert en met woorden wordt aangesproken en op die manier een identiteit vormt, is in de ontwikkelingspsychologie redelijk wat bekend. Maar waarom weten we zo weinig over het omgekeerde proces? Waarom is er zo weinig kennis over het afbrokkelende geheugen, de afname van taal en identiteit?

Wie weegt de woorden? Wie ijkt het gewicht?

Eén gedachte over “Waar zouden we zijn zonder de taal?

  1. Ik denk aan wat Heschel schreef (wat volgens mij breder reikt dan alleen het gebed) vooral in het laatste stukje van dit citaat:
    “Nergens ervaren we de kloof tussen onze behoefte aan expressie en onze mogelijkheden tot expressie zo sterk als in het gebed. Ons onvermogen treft ons zo pijnlijk, dat we het als een weldaad ervaren ons over te kunnen geven aan muziek, aan een lied, een melodie. Op de golfslag van het lied worden we uitgetild boven het niveau van wat zegbaar is. Zo’n overgave is geen vlucht en evenmin verraad aan onszelf. Want de wereld van het onzegbare is de bakermat van onze ziel, de wieg van al onze ideeen. Het is niet een vlucht, maar een terugkeer naar onze wortels. Waar woorden tekortschieten, opent zich dóór ons onvermogen heen een andere weg. Hoe meer we ons onmachtig voelen om ons uit te drukken, om ons uit te spreken, des te beter wordt zichtbaar wat wij in wezen zijn en des te meer worden wij zelf tot expressie.”
    (In: In het licht van zijn aangezicht)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

negentien − zeventien =