Zoals de meesten van jullie wel weten is mijn moeder al een paar jaar dement en woont ze in een verpleeghuis. Ik heb haar vanmorgen bezocht met een broodje paling. Ik trof haar beneden aan waar ze samen met andere bewoners koffie zat te drinken. Ik was me nog aan het inschrijven want dat moet iedere keer als we het verpleeghuis binnenkomen in verband met corona en deed mijn mondkapje op maar ze had me al gezien. Uitbundig begon ze naar me te zwaaien. Ik liep naar haar toe en aan iedereen die het maar wilde horen zei ze “dat is mijn dochter”. Nou dat wisten die anderen ook wel want ik kom iedere week.
Sinds begin september zit mijn moeder op een groepswoning met negen andere demente mensen. Ze vond het vreselijk, wilde weg en huilde veel. Vanmorgen dus twee maanden later trof ik haar voor het eerst rustig aan. Ze leek aanwezig. We hebben een fijne ochtend met elkaar doorgebracht. Ik vertelde vooral, zij luisterde, we lachten en aten samen een heerlijk broodje. Ik verhaalde over alle heerlijke dingen die zij vroeger maakten en zei hoe blij ik daarmee was. Toen ik weg ging vond ze dat jammer en huilde een beetje maar het positieve leek te overheersen. Zou Teun me beinvloedt hebben?
Hoe kan dat zo ineens? Begint ze toch gewend te raken? Bouwt ze toch iets op van herkenning? Is het toeval? Of heeft het met Teun te maken? Ik hoorde op Linkedin een stukje van een interview van Roek Lips met Teun Toebes een jongen van 22 die in een verpleeghuis woont als verpleegkundige. Teus had het over de eigen karakters van de bewoners en dat er wordt gezegd dat de identiteit bij demente mensen verdwijnt maar is dat wel waar?
Ik keek op Google en tikte zijn naam in en vond andere filmpjes en stukjes van hem. Aangezien ik digitaal niet echt vaardig ben, heb ik er een foto van gemaakt, want het lukte me niet de video echt hier te posten. Maar lees hem, een prachtige idealistische jongen van 22 die tegen ons zegt dat het in een verpleeghuis ook om leven gaat en niet alleen om doodgaan.
En over wel of geen identiteit bij demente mensen ga ik verder nadenken. Dankjewel Teus