Het boek ‘Doe je best’, lofrede op het ongrijpbare leven van Marjoleine de Vos dit weekend gelezen. Het boek eindigt met: “Het ideaal is niet bedoeld om helemaal geleefd te worden, dat is onmenselijk. Elk ideaal moet water bij de wijn doen, anders verandert zo’n ideaal altijd in tirannie, wreedheid en verschrikking. We reiken naar het ideaal. We vormen ons naar het volmaakte, maar we worden natuurlijk niet volmaakt. Stel je voor. We leven. En we doen wat we kunnen”.
Het is een lief boek. Het is een traag boek van een vrouw die goed kan kijken en voelen en verwoorden. Het is zo’n boek dat je op kunt pakken als je weemoedig bent of als je vast zit en niet weet wat te doen. Niet dat het antwoorden geeft. Niet dat het een doe-boek is. Nee, het is een boek van ons chaotisch en rommelig leven en dat we in de grond mensen van goede wil zijn. Lezen van dit boek verzacht het gemoed in ons rommelige leven.
En ik las ook het gedicht van Esther Jansma in de Trouw over een dochter en een moeder in een koude keuken in de jaren vijftig of begin jaren zestig. De dichteres gebruikte daarin het woord onmeisje. Een meisje waar niet van wordt gehouden. Hartverscheurend.
Ik vind het troostend om de binnenwereld van anderen te mogen zien. Dat maakt minder eenzaam en geeft me een gevoel van verbondenheid.