We hebben een druk en vol leven. Het merendeel van de werktijd woon ik in mijn hoofd. Niet dat ik dat wil maar het lijkt vanzelf te gaan. De dag begint met mails beantwoorden, dan een vergadering, lesgeven, vele praatjes op de gang, een rapport lezen, uit dat soort klussen bestaat mijn werkdag. Het lichaam doet meestal wat ze moet doen. Mijn hand bedient de muis, mijn benen brengen me naar een andere ruimte, mijn hoofd knikt iedereen gedag. Aan het eind van de dag ben ik meestal doodmoe.
Als stadsmens hoor ik de stilte
Maar nu niet. Ik heb een paar dagen vrij genomen, zomaar om te ontspannen en tot rust te komen. Het is prachtig weer. De zon schijnt uitbundig. De lucht is helemaal blauw waardoor de tere bloesem goed te zien is. In een eenvoudig hotel in een dorp is het rustig. Als stadsmens hoor ik de stilte. We wandelen en horen een specht. Allerlei andere vogelgeluiden in de lucht, maar die herken ik niet.
Voor de honderdste keer neem ik mij voor
We zwijgen en onze lichamen vinden een soortgelijk ritme. Gespitst luisteren, goed kijken en een diversiteit aan geuren waarnemen, zo kom ik steeds meer in mijn lichaam. De warmte van de zon streelt mijn gezicht. Waar maak ik me altijd toch zo druk over? Voor de honderdste keer neem ik me voor: als ik weer op de universiteit ben, zal ik langzaam en genietend rondlopen en in mijn hoofd niet sneller laten gaan dan mijn lichaam.
Door: Liesbeth Woertman.