De Woudkapel wat een schitterende plek

Woudkapel 16 maart 2023

Wat een schitterende plek de Woudkapel in Bilthoven, voor vrijdenkers en zinzoekers. Ze hebben net hun 100 jarige bestaan gevierd. Kijk eens op hun site www.woudkapel.nl en je ziet een keur aan lezingen, muziek, exposities, films, dansavonden en inspiratiedagen.

We werden ontvangen door een bestuurslid. De Woudkapel wordt gerund door een grote groep vrijwilligers die zich met hart en ziet inzetten. De kapel ademt rust, bezinnig en omarming uit en zo ook de mensen.

In de lezing probeer ik Wie ben ik als niemand kijkt te verbinden aan het boekenweekthema Ik ben alles. Mijn openingszin was “Waar begin je je verhaal? Waar ligt het begin van degene die je bent?

In het middendeel vertelde ik over dat je gaat lijken op wat je vereerd dus wees voorzichtig aan wie je je liefde, tijd en toewijding geeft. Werkelijk contact vraagt om tederheid. De tast is het zintuig van wederkerigheid.

Afrondend zei ik dat we een mens met vele gezichten zijn. Empathie met mijzelf is minder makkelijk dan het lijkt, om de eenvoudige reden dat het mijzelf, minder mij en minder zelf is dan gedacht. We laten ons een identiteit aanmeten door de ander en beseffen dat nauwelijks. Vervreemding is geen vervreemding van een oorspronkelijke identiteit maar van wat ons lichaam ervaart en niet werd gevalideerd.

Zo krijgt u een beetje beeld van deze lezing in het kader van de boekenweek in de prachtige Woudkapel. Vele vragen werden er gesteld en er ontstond resonantie. Ik ga er zeker nog eens terug en heb al verschillende aansprekende activiteiten gevonden om naar uit te kijken. Dank aan de Bilthovense boekhandel voor deze uitnodiging en de mooie avond. Dank aan het publiek die mij zo open onthaalde.

Patiënt

dokter-a

Al een half jaar ben ik aan het kwakkelen. Eerst een longontsteking waar ik extreem traag van herstelde. In dat vermoeide lichaam de ontdekking van een basaalcelcarcinoom en beklemming op mijn borst waardoor ik een middag op de eerste hart hulp terecht kwam. Ja ik wist het ook niet maar er bestaat een eerste hart hulp. Lees verder

Rode arm

Griftpark

Het is dertig graden en we zijn in het Griftpark. Hij op zijn loopfiets en ik langzaam lopend. Hij maant mij aan tot spoed. Ik heb het al zo warm. Straks ben ik zo rood als een tomaat. ‘Ik niet’ zegt hij, ‘Want ik ben half Spaans en half Nederlands.’ Hij wil zijn shirt uit. Met ontbloot bovenlijf staan we stil bij een reiger in de boom. We gaan verder. Wat later in de middag zie ik dat zijn arm rood begint te worden. ‘He, je begint te verbranden. Kijk je arm is rood.’ In stomme verbazing kijkt hij naar zijn arm en naar mij. Lees verder

Kom hier dat ik u kus

Kom hier

Een roman geschreven door Griet op de Beeck over Mona als kind, als 24-jarige en als 35-jarige vrouw. Lang geleden dat ik zo geraakt was door een roman. Het verhaal gaat over zwijgen. Over niet rechtstreeks zijn, maar invullen wat je denkt dat een  ander nodig heeft. Over een ander niet willen kwetsen, over trouw en ontrouw zijn. Over de gruwelijke loyaliteit van een kind. Over bang zijn en soms dapper. Over jezelf durven redden. Over eenzaamheid, over vergeten en niet kunnen vergeten. Lees verder

Mannen en hun lichaam

Daniel Pennac

Daniel Pennac

Mijn onderzoeken richten zich vooral op vrouwen. Nu ben ik bezig samen met Femke van den Brink, mijn promovenda, bezig met mannen en hun lichaam. Ter voorbereiding las ik de afgelopen week Lijfboek van Daniel Pennac.

Van zijn dertiende tot zijn zevenentachtigste, houdt de hoofdpersoon van deze roman een dagboek bij. Het dagboek heeft slechts een onderwerp. Zijn eigen lichaam. Zijn angsten, ongelukken, ziektes, gevoelens, pijn en plezier beschrijft hij heel open.

Lijfboek

Lijfboek

Het gevoel van thuiskomen bij een ander lichaam, terwijl hij op zijn 13de een keelontsteking heeft, bij de vrouw die hem verzorgt, beschrijft hij op pagina 37:

“Mosterdomslagen, gorgeldrankjes, tinctuur, rust, allemaal goed, maar de beste remedie is inslapen bij de geur van Violette. Ze ruikt naar was, groente, houtvuur, zwarte zeep, bleekwater, oude wijn, tabak en appel. Als ze me onder haar omslagdoek neemt, kom ik thuis. Ik hoor haar woorden diep in haar borst pruttelen en val in slaap. Als ik wakker word, is ze er niet meer, maar haar omslagdoek ligt nog steeds over me heen. Dan verdwaal je niet in je dromen jochie. Verdwaalde jachthonden vinden altijd de weg terug naar de kleren van de jager”.

Ook op zijn 13de scheurde hij een pagina uit de Larousse, stak de tekening in de gleuf van de spiegel en vergeleek zichzelf met de tekening.

“Het is een feit dat we absoluut niet op elkaar lijken. Het lichaam op de tekening is van een volwassen atleet. Hij heef brede schouders. Hij staat recht op zijn gespierde benen. Ik lijk nergens op. Ik ben een slap, wit kind, met een kippenborst, zo mager dat je de post onder mijn schouderbladen zou kunnen schijven (aldus Violette). Toch hebben we iets gemeen: we zijn allebei doorschijnend. Je kunt onze aders zien, je kunt onze botten tellen, maar bij mij is geen enkele spier zichtbaar. Ik heb alleen huid, aders, zacht vlees en botten. Niets is in vorm, zou mama zeggen. Het is waar. Zodoende kan iedereen me mijn leven afpakken, me aan een boom vastbinden, in een bos achterlaten, me schoonspuiten met een tuinslang, me belachelijk maken of zeggen dat ik nergens op lijk”.

Hij gaat boksen, rennen, zwemmen om zoveel mogelijk op de tekening te lijken. Het is 1936. Een jongen voor de spiegel.

Ben benieuwd wat de mannen van nu te vertellen hebben.

 

Door: Liesbeth Woertman

De eeuwige strijd tussen weten en beseffen

van der Heijden

Een kleine, wat vierkante man, stapt tijdens een lezing naar voren en begint te spreken. Hij staat daar luid en duidelijk, je kan er niet omheen. De zaal is direct stil. Hij vertelt over de schrijver A F Th van der Heijden, die zijn 21 jarige zoon had verloren en daar het boek Tonio over schreef.

In het boek beschrijft hij dat hij weet dat zijn zoon dood is, maar dat alles in hem zich verzet. Hij weet het wel maar wil het niet beseffen. Als ons zo iets ergs gebeurt, als de dood van een geliefde, dat lijkt dit een logische reactie. Een reactie om ons af te schermen van dat onpeilbare verdriet. Maar het wonderlijke is, dat we dit op tal van terreinen doen.

De strijd tussen weten en beseffen

Deze strijd tussen weten en beseffen komt me bekend voor. Als ik te laat naar bed ga, weet ik dat, maar ik hou er een verhaal over waarom dat zo is. Ik wil niet beseffen hoe moe ik van mezelf word en dat het veel beter is om er op tijd in te kruipen.

Ieder moment van de dag weten dat ik leef, maar meestal besef ik het niet. Weten dat mijn lichaam goed functioneert, maar meestal besef ik het niet. Weten dat er van me wordt gehouden, maar meestal besef ik dat niet. Om weten en beseffen meer samen te laten vallen, is het nodig om te voelen wat ik denk.

 

Door: Liesbeth Woertman

Het wij-gevoel van een tweeling

Tweeling

(niet Femke of haar zus!)

Liesbeth Woertman heeft heel treffend in haar boek ‘Psychologie van het Uiterlijk’ beschreven dat aanrakingen, blikken en woorden van anderen in de vroege kindertijd een basis vormen van hoe wij over onszelf en over ons lichaam denken. In de eerste levensjaren leert een kind onderscheid te maken tussen het eigen lichaam en dat van anderen en bouwt het steeds verder een gevoel van een eigen “ik” op, een proces dat separatie-individuatie wordt genoemd. De primaire opvoeders van het kind hebben in deze periode grote invloed op of dit prille beeld van “het zelf” meer positief of negatief gekleurd raakt. Maar zou het anders zijn wanneer deze ontwikkeling niet alleen, maar met zijn tweeën wordt doorgemaakt?

Onze moeder is Oilily-fan

oililyZelf ben ik de helft van een tweeling en toen mijn zusje en ik geboren werden, waren we qua uiterlijk vrijwel identiek. Ik was alleen een centimeter langer en iets zwaarder dan zij. Door één verschillende bloedwaarde bleken we een twee-eiige tweeling te zijn en hoe ouder we werden, hoe meer verschillen in ons uiterlijk zichtbaar waren. Ondanks dat was ons tweeling-zijn voor de omgeving nog altijd onmiskenbaar. Onze moeder was namelijk enorm fan van het kledingmerk Oilily. Wij waren daarom altijd van top tot teen gekleed in de meest kleurrijke combinaties vol bloemetjes of streepjes. In het ergste geval beide.

Zij was lenig, ik leerde met moeite koprollen

 

Tweeling Femke en zus

Tweeling Femke en zus

Hoewel we nooit dezelfde kleding droegen, moet het de gemiddelde tachtigplusser nog geen drie seconden gekost hebben om ons op een schoolfoto te herkennen. Tja.. Naast ons uiterlijk ontwikkelden wij ons verder ook heel verschillend. Mijn zusje bleek bijvoorbeeld rechtshandig, ik linkshandig. Zij was spontaan, ik veel terughoudender. Zij was lenig en bracht zo ongeveer hele dagen door in de handstand, terwijl mij met man en macht op school de koprol aangeleerd moest worden. Zij speelde graag met barbies, waarvan ik het liefst de haren afknipte. Dit laatste werd mij overigens niet in dank afgenomen. Ondanks al deze verschillen waren mijn zusje en ik altijd heel hecht samen, en nog steeds is dit zo. Als tegenpolen zijn wij elkaars spiegel en voelen en vullen wij elkaar aan.

Tweelingen zijn afhankelijk van elkaar

Nog steeds krijg ik wel eens de vraag “Is het anders om een tweeling te zijn?”. Deze vraag kan ik niet beantwoorden, omdat ik geen andere broers of zussen heb. Ik weet wel dat mijn zusje en ik altijd een bijzondere en sterke band hebben gehad. Op zich lijkt dat niet zo verwonderlijk, want vanaf het allereerste begin zijn wij samen geweest. Het is bekend dat tweelingen zich in de buik van hun moeder al bewust zijn van elkaar. Zij raken elkaar veel aan, niet alleen door de ietwat beperkte ruimte, maar ook om elkaar bijvoorbeeld te troosten. In de eerste jaren na de geboorte ontwikkelt zich niet alleen een “ik”, maar blijft er ook een sterk “wij”-gevoel wanneer tweelingen samen opgroeien. Tweelingen lijken in die zin niet alleen afhankelijk van hun ouders, maar ook van elkaar in het ontwikkelen van hun zelfbeeld.

Door: Femke van den Brink

Psychologie van het Uiterlijk